Kilogrammen niet de juiste maat

In november kwam het CBS naar buiten met nieuwe cijfers over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Nederland. Tussen 2020 en 2024 is het gebruik van pesticiden met 1,1 miljoen kilogram afgenomen, een daling van 22 procent. In eerste instantie klinkt dit als goed nieuws en vanuit verschillende hoeken waren er dan ook juichende reacties te horen over deze daling. 

In dit artikel zetten we drie kritische kanttekeningen bij de cijfers van het CBS en stellen ons de vraag: hoe moeten we dan wél aankijken tegen het gebruik van pesticiden? 

Kanttekening 1: Kilogrammen zeggen niks over giftigheid

De eerste kanttekening is dat kilogrammen niet zoveel zeggen over de giftigheid (toxiciteit) van stoffen. De meeste mensen kennen het insecticide DDT wel, maar wist u dat moderne insecticiden zoals fipronil en deltamethrin tot wel 10.000x acuut giftiger zijn dan DDT? Het moge duidelijk zijn dat kilogrammen DDT uitzetten tegen kilogrammen fipronil appels met peren vergelijken is. 

PAN Nederland heeft een analyse gedaan van de CBS-cijfers en zag een toename van 50% in de meest schadelijke synthetische insecticiden, waarvan slechts enkele tientallen gram per hectare nodig is om alle plaaginsecten te doden. Dit is een trend die al jaren aan de gang is: de gebruikte stoffen worden steeds giftiger en daarom heb je er minder van nodig. 

Een groot deel van de afname in kilo’s zat hem met name in mancozeb: een middel waar relatief veel kilo’s van werden gebruikt (1,3 miljoen van de 5 miljoen totaal in 2020) maar dat sinds 2021 verboden is. 

Kanttekening 2: Kilogrammen zeggen niks over ophoping in milieu

PAN Nederland meldde verder een toename van 63% in het landbouwareaal dat met PFAS-pesticiden wordt behandeld, een onwenselijke ontwikkeling. Deze stoffen breken onder meer af tot TFA: een bijzonder klein PFAS-molecuul dat erg lastig uit het grondwater te filteren is.  Drinkwaterbedrijven slaan alarm en pleiten voor een verbod op PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen.

De kanttekening hier is dus dat er meer aspecten zijn dan kilogrammen of acute toxiciteit voor insecten. Stoffen zelf of hun afbraakproducten kunnen zeer persistent zijn of bijvoorbeeld ophopen in weefsel. Ook is bekend dat sommige stoffen langetermijneffecten hebben, bijvoorbeeld op de voortplanting of ontwikkeling. Dit zie je niet terug in de acute (LD50) testen waarbij slechts wordt gekeken naar hoeveel bijen of watervlooien er doodgaan binnen 48 uur. 

Diverse stoffen zijn reeds door de EU aangemerkt als Kandidaat voor Vervanging vanwege deze onwenselijke eigenschappen (zoals pendimethalin) maar worden net als PFAS-pesticiden in toenemende mate gebruikt. 

Kanttekening 3: de cijfers van het CBS zijn incompleet 

De derde kanttekening gaat over het verschil tussen de cijfers van het CBS en die van producten die daadwerkelijk verkocht worden. Daar gaapt namelijk nogal een gat tussen, waarbij de CBS-cijfers consequent lager zijn. In de tabel hieronder een paar populaire middelen als voorbeeld: 

Gebruik 2020 in kg (bron: CBS)Afzet 2020 in kg (bron: LNV)factor
Prothioconazool (fungicide)30.77048.6471,6
Fluopyram (fungicide)9.93220.4062,1
Folpet (fungicide)33.55295.2502,8
Pendimethalin (onkruidbestrijder)79.368128.4751,6
Prosulfocarb (onkruidbestrijder)182.061315.7631,7
Glyfosaat (onkruidbestrijder)154.231767.3275,0
Deltamethrin (insecticide)2701.2784,7
Paraffine olie(insecticide)1.186.1262.013.8631,7

Te zien is dat de verkoop (afzet) van middelen tot wel een factor 5 hoger is dan wat het CBS rapporteert! Het grootste verschil zit bij deltamethrin (een zeer toxische insecticide) en bij glyfosaat (de bekende onkruidbestrijder). NB. De cijfers zijn overigens voor 2020 omdat de afzetcijfers 2024 nog niet beschikbaar waren op moment van schrijven. 

Onze verklaring voor het gapende gat is dat het CBS haar cijfers baseert op enquêtes onder gebruikers, een vorm van zelf-rapportage die onbetrouwbaar is. Beter zou zijn als de overheid actief spuitregisters zou verzamelen maar dit laten ze tot nu toe na. Trouw schreef er vorig jaar een artikel over: Registratie van pesticiden rammelt aan alle kanten. 

Conclusie: Met welke bril moeten we dan wél aankijken tegen het gebruik van pesticiden?

Duidelijk is dat puur naar kilogrammen kijken niet bevredigend is. In plaats daarvan zullen we met een brede blik naar werkzame stoffen moeten gaan kijken. Zoals hierboven uitgelegd zijn er veel meer aspecten van belang dan alleen hun gewicht (kilo’s) of hun acute toxiciteit. 

De milieumeetlat van CLM is een poging hiertoe maar ook deze is incompleet en daarom niet zaligmakend. Bijvoorbeeld wordt de verspreiding van pesticiden middels verdamping hierin niet meegenomen evenmin als gezondheidsrisico’s voor mensen. 

Wat Meten=Weten betreft moeten de stoffen, hoe moeilijk dat soms ook is, afzonderlijk worden beschouwd en gereguleerd. Voor de hand liggende beginpunten zijn de PFAS-pesticiden, de Kandidaten voor Vervanging of de groep vluchtige stoffen die we veelvuldig buiten de akkers aantreffen. 

Daarnaast moeten we niet alleen kijken naar wat er gebruikt wordt maar ook naar wat er gevonden wordt: in water, bodem, natuurgebieden en in huizen van en daar onbedoeld en ongewenst schade veroorzaken. Niet het gebruik maar de verspreiding geeft een effect op mens, dier en milieu. 

Van de overheid en telers verwachten we openheid over de gebruikte middelen. De afwijking tussen de CBS-cijfers en de afzetcijfers is onacceptabel groot. 

Vergelijkbare berichten