Veelgestelde vragen
Meten=Weten is begonnen als een initiatief van bezorgde inwoners van Westerveld. Al meer dan 15 jaar werd er vruchteloos gesproken over de lelieteelt, het was zelfs hét verkiezingsitem in 2018 in Westerveld. Tijdens het 100dagendebat, dat georganiseerd werd door de stichting Bollenboos op 18 oktober 2018, bleek dat de partijen die de verkiezingen gewonnen hadden en die zich hadden uitgesproken de lelieteelt aan banden te willen leggen, de telers weer een jaar de tijd gunden om zelf met oplossingen te komen. Die avond besloot een aantal diep teleurgestelde aanwezigen het burgerverzet een nieuwe impuls te geven. Overigens bleek later dat in dat overlegjaar de bollenteelt met 30% verder groeide in Westerveld.
De eerste bijeenkomst met een kerngroep van 20 mensen was begin november 2018. De groep besloot die avond om via fondswerving geld in te zamelen om zelf bodem- en gewasmonsters te nemen en te laten onderzoeken op de hoeveelheid landbouwgif. Binnen zeer korte tijd was er meer dan 6000 euro gedoneerd, een bedrag dat al gauw groter werd. In december 2018 namen we 12 monsters die we lieten onderzoeken.
Op 1 april 2019 werden we officieel een vereniging, een bestuurlijke vorm die in onze ogen het meest past bij een burgerbeweging.
Op 1 januari 2021 telde Meten=Weten 601 leden.
Op 1 december 2022 telt Meten=Weten 859 leden.
Eind november 2024 heeft Meten=Weten meer dan 1800 leden.
Nee, iedereen kan lid worden voor €5 eenmalig. Meten=Weten heeft als doel het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen bij intensieve teelten en ijvert voor spuitvrije zones rond gevoelige objecten. Dat is niet alleen aan Westerveld gebonden. We delen graag onze expertise met andere groepen en individuele burgers die ook geconfronteerd worden met intensieve teelten bij hen in de buurt.
Meten=Weten maakt zich zorgen over het grote gebruik van pesticiden in de landbouw en sierteelt (met name in de lelieteelt) en de invloed van de groeiende agro-industrie op de leefomgeving van de inwoners van Westerveld. Ondanks veel overleg is er tot nog toe geen beleid ontwikkeld om de expansieve groei van een vervuilende agro-industrie, met bloembollen en lelies als meest giftige extremen, binnen de perken te houden. Daardoor is de balans tussen draagkracht en draaglast van de samenleving, de natuur en de bodem volledig uit evenwicht. Meten=Weten wil onderbouwd met feiten en eigen onderzoek de sierteelt in Westerveld begrenzen.
We schreven een basisstuk dat je hier kunt lezen.
Nee, we richten ons op alle intensieve teelten op de volle grond zoals lelies, pioenrozen, tulpen, kerstbomen, aardbeienplanten en dergelijke waarbij veel bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. In tegenstelling tot voedselgewassen hebben niet-voedselgewassen geen enkele beperking van de toegestane concentratie bestrijdingsmiddelen. Deze teelten hebben een stapeling van invloeden op de natuur en zorgen voor veel overlast en gezondheidsklachten bij omwonenden.
Vanaf 2003 zijn burgers in Westerveld al bezorgd en kritisch over de oprukkende lelieteelt en de grote hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die daarin gebruikt wordt. Stichting Bollenboos timmerde hard aan de weg en er zijn veel pogingen gedaan tot overleg. Zelfs met mediation. De overheid ziet maar één oplossing: boer en burger moeten er samen uitkomen. De belangen zijn echter te verschillend en niet overbrugbaar, boer en burger komen geen stap dichter bij elkaar. Integendeel, de kloof in de samenleving wordt steeds groter. Uit deze frustratie is Meten=Weten ontstaan.
N.a.v. het eerste onderzoek van Meten=Weten en het rumoer dat daardoor ontstond gaf het ministerie van LNV aan oud-gedeputeerde Marga Kool en beleidsonderzoeker Martha Buitenkamp opdracht om verkennende gesprekken te voeren met telers, georganiseerde en niet georganiseerde omwonenden van bollenvelden, vertegenwoordigers van landbouworganisaties en andere (milieu)organisaties.
Hun conclusie: de discussie ‘waait niet over’ en burgers en telers lossen dit samen niet op. DE OVERHEID IS AAN ZET.
Lees hier het rapport Uitgesproken.
- We meten. We nemen monsters en doen onderzoek naar bestrijdingsmiddelen op plekken waar die niet behoren te zijn, zoals in tuinen en natuurgebieden.
- We willen weten. Daarom werken we intensief samen met wetenschappers en doen we literatuuronderzoek.
- We willen politieke en maatschappelijke druk uitoefenen, d.m.v. het schrijven van brieven naar politici, ministers, gedeputeerden, bestuurders en instituties als Waterschap DOD, Waterleidingbedrijven, NVWA, RIVM en Ctgb.
- We stellen zaken aan de kaak via opinies in landelijke en regionale dagbladen, door actie te voeren en door politici vragen te stellen en informatie te geven.
- We geven informatie aan politieke partijen, burgergroepen, wetenschappers, studenten en komen met constructieve voorstellen met oplossingsrichtingen. Zie ons reflectiestuk.
- We ondersteunen en geven informatie aan individuen en groepen door heel Nederland die te maken hebben/krijgen met intensieve teelten met veel bestrijdingsmiddelen zoals in Friesland, de Veluwe, Drenthe en Noord-Holland.
Tussen december 2018 en december 2020 heeft Meten=Weten al zo’n 90 monsters genomen van grond, gewas, mest en lucht. Dit hebben we eerst (2018) steekproefsgewijs gedaan in (moes)tuinen, volggewas en natuur. We vonden bij elkaar 52 stoffen. Lees ons rapport 2018
In september 2019 namen we monsters in de natuur samen met Natuurmonumenten en Het Drents Landschap. Daar vonden we 31 verschillende stoffen tot meer dan 4 km vanaf de rand van het natuurgebied met tot wel 15 stoffen per monster. Lees het onderzoek hier.
Verder namen we monsters bij particulieren en andere burgergroepen en ook een aantal voor ons eigen onderzoek.
We kunnen stellen dat we bijna overal bestrijdingsmiddelen hebben aangetroffen, het meest in de directe omgeving van intensieve teelten. We vonden ook veel stoffen in gewassen (groenbemesters, rogge, mais) die volgden op lelieteelt, dat betekent dat via een volggewas ook veel bestrijdingsmiddelen in de voedselketen terecht kunnen komen.
De hoogste concentraties bestrijdingsmiddelen vonden we in een monster van een compostbult met plantmateriaal van bloembollen. Dit is met het oog op resistentie van de Aspergillus schimmel zeer zorgelijk. ( zie ook vraag 11)
Uit de internationale literatuur komen aanwijzingen dat blootstelling aan
chemische gewasbeschermingsmiddelen gezondheidsrisico’s met zich
meebrengt. Meer informatie over gewasbescherming en omwonenden.
Veel is nog onduidelijk en daar zou veel meer onderzoek naar gedaan moeten worden.
Omwonenden melden de volgende klachten tijdens en vlak na het spuiten:
– hoofdpijn, benauwdheid, huiduitslag, misselijkheid, brandende ogen, opgezwollen slijmvliezen.
Internationale epidemiologische studies laten op de lange termijn verbanden zien tussen chemische bestrijdingsmiddelen en ziekte van Parkinson, hersenaandoeningen bij jonge kinderen, geboorte afwijkingen, kanker, onvruchtbaarheid, dementie en Alzheimer.
Prof. dr. Bas Bloem van het Radboudumc en oprichter van het Parkinson Centrum Nijmegen waarschuwt in diverse media tegen pesticiden. Hij wil het wel van de daken roepen. Volgens hem stevenen we af op een pandemie van Parkinson. Zie bericht van omroep Gelderland.
Zie ook: Interview met Prof. dr. longarts Marjolein Drent
Artikel NRC over geboorteafwijkingen.
Interview met hoogleraar kindergeneeskunde Pieter Sauer: https://www.youtube.com/watch?v=EUVl-1LIJ_A
Interview met prof. toxicoloog Martin van de Berg: https://www.youtube.com/watch?v=EUVl-1LIJ_A
In haar advies van juni 2020 zegt de GZR dat bestrijdingsmiddelen gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Ze erkent dat internationale literatuur verbanden laat zien tussen blootstelling aan ‘chemische gewasbescherming’ en het optreden van ziektes zoals ziekte van Parkinson en hersenaandoeningen bij jonge kinderen. Onderzoek in eigen land was volgens de GZR te beperkt van omvang en kwaliteit om duidelijke aanwijzingen voor gezondheidsschade op te leveren. De raad beveelt aan op grond van het voorzorgsprincipe het gebruik van bestrijdingsmiddelen met volle kracht te verduurzamen. Lees hier de samenvatting.
In haar vorige advies uit 2014 adviseerde de GZR omwonenden om uit voorzorg tijdens het spuiten van bestrijdingsmiddelen ramen en deuren te sluiten, wasgoed, kinderen en huisdieren binnen te halen en niet uit eigen moestuin te eten. Dit advies is nu achterhaald, omdat uit het blootstellingsonderzoek van het RIVM blijkt dat bewoners op veel grotere afstand en veel langer blootgesteld zijn aan de middelen dan aanvankelijk gedacht.
Deze compostbulten zijn broeiplekken voor de Aspergillus schimmel. Deze schimmel maakt miljoenen sporen die overal aanwezig zijn in binnen- en buitenlucht, en die wij dus inademen. Voor gezonde mensen vormt dat geen gevaar, maar voor mensen met een verzwakt immuunsysteem kan dit zorgen voor ernstige longinfecties. Het probleem is dat compostbulten van plantafval van bloembollen ook heel veel pesticiden bevatten waaronder azolen (schimmelbestrijdingsmiddelen). In het rottende plantenafval ontmoeten de azolen en de Aspergillus-schimmel elkaar en ontwikkelt de schimmel resistentie, waardoor hij ook resistent wordt voor medicatie (medische azolen). Artsen luiden al jaren de noodklok.
Lees hier onze brief naar minister Van Ark.
De intensieve sierteelten zorgen voor een stapeling van effecten die volgens Meten=Weten integraal moeten worden aangepakt:
– Vervuiling van de bodem en vernietiging van het bodemleven.
– Door verspreiding van pesticiden is er een achteruitgang van insectenstand.
– Daardoor ook een achteruitgang van de boerenlandvogels.
– Vermindering biodiversiteit.
– Verdroging
– Vervuiling grondwater
– Vernietiging van ons historisch essenlandschap.
– Vernieling van archeologische hotspots
– Overlast door zwaar landbouwverkeer, stikstofdepositie en kapotgereden bermen.
Omdat in de winter eerst de grond gedraineerd wordt en het water zo snel mogelijk wordt afgevoerd en in de zomer de grond beregend wordt door putten te slaan en grondwater op te pompen. Door de combinatie van drainage en oppompen wordt het grondwaterpeil verlaagd. Dit grondwaterpeil kan niet herstellen doordat regenwater door de drainage versneld wordt afgevoerd. Wanneer de akkers in of nabij de Natura 2000-gebieden liggen verergert dit de al bestaande verdroging.
Doordat lelies tot de hoog-salderende (= veel geld opbrengende) teelten worden gerekend, mag er ook in zeer droge tijden water worden opgepompt voor beregening.
Jazeker! Het kan soms decennia duren voordat ze het grondwater bereiken. We vinden nu pas stoffen die al jaren geleden gebruikt zijn en nu verboden. Het grondwater is ook ons drinkwater. De waterwingebieden in Westerveld staan, zo blijkt uit onderzoek, onder druk. We zien dat telers in en dichtbij waterwingebieden hun akkers beregenen en bespuiten met landbouwgif. De drinkwaterwinningen in Leggeloo en Havelterberg staan onder druk. Zie: https://www.waterforum.net/rivm-meer-dan-de-helft-drinkwaterbronnen-in-gevaar Volgens het RIVM moet er meer aandacht en betere afspraken komen over beschermingsgebieden in lokale ruimtelijke plannen en in calamiteitenplannen van regionale partijen. Ook moet er meer aandacht komen voor toezicht en handhaving bij het uitvoeren van maatregelen en het monitoren van de voortgang. Meten=Weten heeft in haar zienswijze de gemeente Westerveld gevraagd om in het bestemmingsplan een verbod op bestrijdingsmiddelengebruik in de grondwaterbeschermingsgebieden rond onze twee waterwinningen op te nemen. Dit is niet gehonoreerd.
De bewerkelijke teelt en oogst van lelies zorgen voor veel meer landbouwverkeer dan bij andere teelten. In het voorjaar en de zomer worden het pootgoed en de bestrijdingsmiddelen naar de teeltpercelen gereden, soms vele kilometers verwijderd van het leliebedrijf. Tijdens de oogst (van september tot kerst) wordt met de bollen een flinke laag grond van het teeltperceel afgeschraapt en getransporteerd naar de teler waar gespoeld en gezeefd wordt. Vervolgens worden de aarde en spoelslib weer teruggebracht naar het lelieperceel, vele kilometers verderop. Als je pech hebt een paar duizend keer per jaar als de weg waar je aan woont de kortste route is van het leliebedrijf naar het lelieveld. Heen en weer, heen en weer…dendert het door de haarvaten van de gemeente.
Het landbouwverkeer is zo groot en breed dat bermen kapot gereden worden, bomen beschadigd worden, andere weggebruikers de berm ingedrukt worden en huizen staan te trillen op hun funderingen.
In september 2019 nam Meten=Weten monsters in de natuur samen met Natuurmonumenten en Het Drents Landschap. Daar vonden we 31 verschillende stoffen tot meer dan 4 km vanaf de rand van het natuurgebied met tot wel 15 stoffen per monster. Het zijn vooral vluchtige stoffen die zich via de lucht over grotere afstand verplaatsen en dan neerslaan in natuurgebieden. Op verzoek van minister Schouten heeft het RIVM een advies uitgebracht over het onderzoek van Meten=Weten. Het RIVM beveelt aan om de aanwezigheid van deze chemische stoffen in Nederlandse bodems breed in kaart te brengen en meer zicht te krijgen op de risico’s van de stoffen voor bijvoorbeeld planten, bodemdieren en insecten. Vooralsnog is de minister daar niet op ingegaan.
Lees hier het onderzoek van Meten=Weten in natuurgebieden.
Wereldwijd gaat de insectenstand dramatisch achteruit. In het Dwingelderveld is een terugval van 72% van de loopkevers geconstateerd in de laatste 22 jaar. In dat natuurgebied vonden we in 6 monsters 33 verschillende stoffen waaronder 7x insecticide. Uit onderzoek van de Radboud Universiteit (2017) bleek dat in Duitse natuurgebieden de totale biomassa vliegende insecten met ruim 75 procent in de afgelopen 27 jaar is verdwenen.
Het aantal onderzoeken met onheilspellende berichtgeving stapelt zich in hoog tempo op. De laatste eeuw is het aantal vlinders in ons land met 84 procent gedaald. Vijftien vlindersoorten zijn zelfs helemaal verdwenen. De grootste afname is in agrarisch gebied. Een Frans onderzoek toonde aan dat vogelpopulaties met gemiddeld 33% zijn afgenomen sinds 2000. Oorzaak: er zijn niet genoeg insecten om ze te voeden. Intensieve landbouw is een belangrijke oorzaak.
Volgens toxicoloog Henk Tennekes zijn neonicotinoïden, ook in zeer lage concentraties, op de lange duur dodelijk voor bijen omdat de stof zich onomkeerbaar bindt aan receptoren van zenuwcellen. Bij toelating wordt alleen gekeken naar de directe (‘acute’) giftigheid voor bijen, terwijl volgens Tennekes geen veilige dosis bestaan voor onveilige stoffen. Lees dit hierover.
Nieuw onderzoek van Wageningen Universiteit (WUR) in 2024 toont aan dat neonicotinoïden, pesticiden die in de landbouw worden gebruikt, aanzienlijke schade veroorzaken aan vogels. Meer lezen
Nee, dat blijkt niet het geval te zijn. In het rapport Greep op Gevaarlijke Stoffen van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) staat “dat door het milieubeleid van afgelopen decennia veel is verbeterd in Nederland, maar dat desondanks de verspreiding van gevaarlijke stoffen onvoldoende afneemt. In oppervlaktewater en in de lucht is de daling van concentraties van chemische stoffen tot stilstand gekomen. Van sommige bestrijdingsmiddelen neemt de concentratie in sloten, beken, meren en rivieren zelfs toe, bleek vorig jaar uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De hoeveelheden (kg/ha) gebruikte pesticiden zijn tussen 1990 en 2016 weliswaar gedaald, maar de milieudruk nam toe, omdat de middelen veel giftiger zijn.”
Wat Meten=Weten betreft zijn er grote hiaten in het in het toelatingsbeleid
- Het toelatingsbeleid zoals gehanteerd door EFSA en Ctgb is te beperkt en laat ruimte voor toepassingen die wetenschappelijk gezien ontoelaatbaar zijn. De methoden baseren zich op onderzoeken die door de fabrikant worden aangeleverd. Deze onderzoeken dienen met een gezonde dosis wantrouwen te worden beoordeeld en mogen nimmer de enige basis vormen voor een toelatingsprocedure. Onafhankelijke wetenschappelijke instituten moeten de onderzoeken verifiëren.
- De eisen die aan de onderzoeken worden gesteld zijn te beperkt. Risico’s voor organismen die buiten de protocollen vallen worden niet beoordeeld. De échte processen en risico’s van pesticidecocktails in het veld zijn er niet in meegenomen. De ecologische complexiteit van de natuur blijft op deze wijze geheel buiten beschouwing.
- Het Ctgb baseert zich op uitgangspunten, modellen en een mandaat die niet reëel zijn. Het Ctgb onderzoekt bijvoorbeeld de milieubelasting van een stof tot 3 meter vanaf een bespoten akker en neemt de onderzoeksresultaten van het OBO-verspreidingsonderzoek niet mee. Het Ctgb ziet de bescherming van de grutto en de ijsbeer niet als haar taak, zo werd ons door hen verteld. Dat is een buitengewoon beperkte en gevaarlijke taakopdracht in een wereld waar de biodiversiteit achteruit holt.
- Het Ctgb schermt voortdurend met termen als ‘het voldoet aan de norm’ zonder aan te geven welke norm en of er wel normen bestaan voor de geconstateerde verspreidingen in particuliere tuinen en natuurgebieden. Onze norm hiervoor is nul. Die van het Ctgb kennelijk niet, maar ze geven hierover geen openheid. Er bestaan geen normen voor in het veld aangetroffen cocktails van bestrijdingsmiddelen en hun effecten op de gezondheid van mensen, dieren, planten en milieu.
Meten=Weten is van mening dat het hoog tijd is om de organisatie en methodiek van het Ctgb te herijken en op te frissen en meer onafhankelijk wetenschappelijk toezicht in te stellen.
Wij zijn niet de enigen met kritiek. Lees ook deze interviews met kritische deskundigen die kritiek hebben op onderzoek en procedures bij de toelating van bestrijdingsmiddelen.
- Interview met prof. dr. Violette Geissen in de Gelderlander.
- dr. Ing. Martine Vijver in Trouw.
- Anne de Vries (promovendus Universiteit Tilburg) in Trouw.
Wij denken dat het zeker zinvol is om je als burger te roeren. In het Rli rapport Greep op gevaarlijke stoffen staat: “Juist burgers zouden met hun activisme jegens bedrijven en overheden een belangrijke aanjager kunnen zijn van een veilige en gezonde leefomgeving”. In de praktijk gebeurt dat maar weinig. Want: “Burgers zijn in dit complexe dossier op afstand komen te staan”. Zie ook artikel Trouw.
Meten=Weten zal blijven trommelen net zo lang totdat er geluisterd wordt. We hopen dat veel burgers zich bij ons aansluiten. Prof. Bas Bloem zei aan het slot van een interview in de New Scientist van dec. 2020: “Verder wil ik tegen iedereen zeggen: vermijd blootstelling aan landbouwbestrijdingsmiddelen en andere stoffen waarvan we weten dat ze het risico op Parkinson vergroten. Ik wil mensen motiveren een oproep te doen aan de regering; te schrijven naar hun politieke partij. Ik denk echt dat we met z’n allen de straat op moeten zoals we ooit tegen kruisraketten hebben gedemonstreerd.”
De NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit) zou inderdaad moeten handhaven daar waar de wet overtreden wordt. Tot nog toe heeft dit instituut alle klachten van Meten=Weten of haar leden niet in behandeling genomen. Begin 2020 uitten wij onze zorgen over de NVWA al in een brief naar de vaste Kamercommissie LNV : “ We zijn bezorgd over het geringe aantal inspecties, de vele onregelmatigheden, het geringe aantal boetes en twijfelen vooral of omwonenden, bodem, grondwater, oppervlaktewater, eko-bedrijven en natuur in de inspecties aan de orde komen.” In beantwoording op Kamervragen erkent minister Schouten dat in 2019 landelijk slechts 121 inspecties op naleving van wet- en regelgeving van gewasbescherming zijn uitgevoerd. Het beeld dat daaruit ontstaat is zorgwekkend: 33% leefde de regels niet of onvoldoende na.
De afgelopen tijd zijn er verschillende rapporten verschenen over de inspectie- en keuringsdienst. De conclusies zijn niet mals. Zo is de cultuur binnen de NVWA dusdanig verziekt dat sommige afdelingen niet meer met elkaar willen samenwerken. Verder kan de organisatie de grote hoeveelheid werk niet meer aan: van de 152 taken kunnen er ruim honderd niet goed uitgevoerd worden door personeelsgebrek.
Dus ja, de NVWA zou moeten controleren en handhaven, maar de kans dat dit instituut op uw melding zal reageren is uiterst gering. Toch is het belangrijk dat omwonenden overtredingen blijven melden.
In Drenthe zijn de essen aangemerkt als gebieden van hoge archeologische waarde. Hier
mag zonder vergunning niet afgegraven worden. Door de intensieve teelt van lelies wordt het reliëf van de essen aangetast en veranderd. Daarbij kunnen archeologische waarden worden vernietigd. In de bouwvoor kunnen zich veel kleine mogelijk belangrijke vondsten zoals scherven van aardewerk en bewerkte vuurstenen bevinden. Deze worden
meegenomen, uitgezeefd en weggegooid. Hiermee worden mogelijk waardevolle vondsten vernietigd.
Caspar Janssen schrijft 16 januari 2018 in de Volkskrant in zijn rubriek Caspar Loopt: Eeuwenlang waren de Drentse essen broodnodig voor het verbouwen van voedsel. Boeren probeerden hun grond beter achter te laten voor hun zonen. Nu wordt de grond dus gebruikt voor de teelt van leliebollen voor de export naar Japan. Een ’topsector’, vinden ze in Den Haag. Ik denk dat dit weer een activiteit is waarvan we over twintig jaar zeggen: hoe hebben we dit kunnen toelaten?
Ja, wij weten dat b.v. biologische bedrijven veel last ondervinden als er naast hun bedrijf een intensieve teelt is. De monsters van Meten=Weten tonen immers aan dat bestrijdingsmiddelen niet stoppen bij de erfgrens. Ze lopen gevaar hun keurmerk kwijt te raken.
Ook campinghouders hebben last. Meten=Weten sprak met een aantal ondernemers waar gasten vertrekken. Bij sommige campings wordt op nog geen 10 meter van de buitenste rand van tenten gespoten. Een tent kan geen ramen en deuren sluiten.
Het is bijzonder merkwaardig dat de gemeente Westerveld de telers steunt en de overige ondernemers in de kou, of beter gezegd in het gif, laten staan. De lusten van de sierteelt zijn voor de telers, de lasten worden gedragen door de samenleving.
Het zou goed zijn een maatschappelijke kosten baten analyse te maken.
Neem dan contact met ons op mail@metenweten.nl of 06 167 836 92